Een verslag gemaakt door slaaf hans, over een geheel onverwacht bezoek dat ik met hem gebracht heb aan de studio van Meesteres Winnifred. Dit verhaal is ook gepubliceerd in de Massad nr. 198. De
Een middag op stap met slaaf Hans
Zenuwslopend tikken de minuten voorbij en owww, wat gaat de tijd langzaam. Ik ben al schoon van binnen, heb al gedoucht, de kleren uitgezocht die ik aan wil trekken én die snel uit zijn te trekken. En nu is het dan eindelijk half een en kan ik de slip en het korset aan gaan doen. Ik hoop dat straks het T-shirt en het spijkerjack het insnoeren en de riemen en de gespen voldoende camoufleren.
Ik doe eerst een condoom om omdat ik de slip schoon wil houden; ik wil er geen plekken in van een lekkende pik. Sta even te worstelen om de zak er naar mijn tevredenheid in te krijgen, check voorkant en achterkant in een handspiegel. Stap dan in het korset, trek het omhoog, begin het dicht te rijgen. En dat is toch weer een ‘oef’ ervaring. Mijn god, wat zit zo’n ding strak. En dan moet ik er straks ook nog in naar de Showboat lopen!
T-shirt aan, spijkerbroek, zwarte, lage schoenen die sneller uit zijn dan mijn bootees, geen sokken! Scheelt ook weer in uittrekken, want prima om in mijn outfit bij Haar naar binnen te moeten stappen, maar dan moeten de andere kleren snel uit kunnen, want ik blijf geen seconde langer dan noodzakelijk buiten op de entree naar de boot. Ik hoop wel dat de deur dan los is, want ik zie Haar er toe in staat om de deur in het slot te hebben.
Langzaam nader ik de boot, langzaam omdat het nog iets te vroeg is. Bij de bushalte doe ik mijn spijkerjack vast in de plastic tas en maak de veters van mijn schoenen alvast los. Steek de straat over. Bij het buurpand stop ik, zie een werkman de loopbrug afkomen en naar de punt van de boot lopen. Shit. Wat gaat hij doen? Want ik wil niet het risico lopen dat ik net uit de kleren ga en hij net terug komt. Terwijl ik sta te dubben zie ik rob ook naar buiten komen, met een fotokoffer, jas en tas. Wat gek, gaat hij weg?
Ik doe een paar stappen vooruit, zie dan dat een andere ambachtsman op de loopbrug aan het werk is. Er komt een lelijk woord in me op: Die t..t heeft geweten dat er mensen aan het werk zouden zijn! Nou, mooi niet dat ik uit de kleren ga! Dan maar straf ervoor hoor, doei.
Ik ga naar binnen. Geen Manita bij de receptie, geen Winnifred te zien. Loop de bar in, waar ik meld dat ik voor Manita kom. “Ze is beneden.”
Bovenaan de trap doe ik snel mijn schoenen uit, schiet uit mijn spijkerbroek. Het T-shirt uit red ik niet meer, want ik zie Haar de ruimte al uitkomen. “Kut!” is de gedachte voor mezelf, “net niet gered!”
Ze lacht, maakt geen opmerking over mijn niet ontkleed zijn. Beneden leg ik mijn kleding op het krukje, zet de tas ernaast. Manita heeft telefoon, ik loop naar de hoek waar ik de tissues weet, want mijn neus lekt. Snuit m’n neus, trek vlak naast Haar mijn T-shirt uit. Even zie ik Haar ogen oplichten als Ze ziet wat ik aan heb.
Tussen het gesprek door meldt Ze me geknield op de grond te gaan zitten. Ze biedt me haar gelaarsde voet aan, die ik kus. De punt van de hoge hak wordt in het vlees van mijn bovenbeen geduwd. Ondertussen verbaas ik me over de lange leren jas die Ze aan heeft. Die is gek, denk ik, want het is warm in de ruimte. Daarna volgt de andere gelaarsde voet. Kus. Druk van de hak. Het gesprek wordt afgebroken, er wordt me wat te drinken ingeschonken en ik mag naar het ontvangsthoekje kruipen.
Ze vraagt hoe het met me gaat, of ik Haar laatste mail van rond elf uur nog hen gezien. Nee dus, want toen was ik me al hevig geestelijk aan het voorbereiden. Ze lacht, heeft pret. Waarom weet ik niet.
“Heb je de ruimte al gezien, zo met de toestellen?” Ja, dat was me gelijk bij binnenkomst al opgevallen: bij het krukje waar mijn kleding op ligt het strafbankje, ervoor het schandblok…, alles lijkt klaar te staan voor een heftige twee uur.
“Hoeveel heb je gisteravond nog gerookt nadat je me het overzicht hebt gestuurd?”
“Nog vier Meesteres.”
“Dat maakt dan een mooi rond getal. Weet je op hoeveel je zit? Heb je het opgeteld?”
Ik weet het niet precies meer, maar denk dat het er 66 zijn, wat ik Haar ook meld.
“Zie je wel, mooi rond getal…, zeventig dus. Ga maar eens naar het schandblok, want dan gaan we die van het roken zoals beloofd alvast vereffenen.”
Het blok wordt opengeklapt en ik buig me voorover. Krijg polsboeien om, enkelboeien. Wordt dus extra aan het blok verankerd. Als ik ook nog een halsband om krijg, met eraan een ketting, die ook nog eens strak wordt gezet heb ik de neiging om te zeggen dat ik niet van plan ben weg te lopen, maar ik houd – deze keer eens – wijselijk m’n mond.
De eerste zweepslag raakt m’n linker bil. “Je mag zelf tellen.”
“Hardop?”
“Hardop. En als ik er eentje niet versta, dan telt die niet! Dus, dit was…?”
“Eén.”
Billen. Bovenbenen. Venijnige slagen afgewisseld met mildere. Een flits. Een foto! Ik heb rob niet eens horen binnen komen. Er worden meerdere foto’s gemaakt, maar niet één keer bemerk ik rob, bespeur ik zijn aanwezigheid, waar ik – thuis – wel bang voor was, maar als het gaat zoals het nu gaat is het prima!
Ben blij dat ik het korset aan heb. M’n rug wordt zo mooi gespaard. Wel krijgen m’n schouderbladen het te verduren. Bij de 64ste of 65ste slag meent Manita een fout gehoord te hebben. Ja, da-ag. Maar tegenspreken heeft geen zin, weet ik “Oké, we beginnen weer opnieuw bij 60.” Nou, valt me nog mee, levert uiteindelijk slechts een vijf extra op of zo.
Na deze straf voor het teveel roken geïncasseerd te hebben, word ik uit het blok gehaald en vind Manita het tijd worden voor een masker. Ze heeft er al eentje in de hand, als Ze kiest voor een andere die ‘mooier bij m’n korset past’.
“Houd je van tuinieren?” Ik kijk Haar verbaasd aan, snap die plotselinge vraag en de interesse niet. Maar ik antwoord Haar dat ik wel dol op mijn tuin ben ja, en ook op de brandnetels die er in staan, maar nu helaas hun kracht verloren hebben.
Ik mag/moet voor haar knielen, met de rug naar haar toe. Ze doet me het masker om, waarna ik me weer moet omkeren. M’n ogen zijn bedekt, m’n neus is vrij en ik heb – gelukkig – al gezien dat Zij de knevel, een kleine, zo te zien hard rubberen bal, heeft verwijderd.
Ik voel hoe er klemmen op mijn tepels worden gezet en… hoe Manita gelijk gebruik maakt van de ringen aan mijn korset: mijn polsboeien worden vastgezet aan het korset, of de klemmen aan het korset en mijn polsboeien aan de klemmen? Hoe dan ook, als ik mijn armen naar beneden breng doe ik mezelf pijn. Dan hoor ik hoe de kaarsen worden uitgeblazen. Wat raar. Waarom is dat? Gaan we naar boven? Ik hoor Haar smoezen met rob, hoor niet wat er gezegd wordt. Zijwaarts heb ik een heel klein spleetje zicht en ik zie dat rob zijn jas aan heeft. Wat raar. Gaat hij soms Winnifred halen en gaan Manita en ik soms aan de bar boven zitten wachten?
Manita pakt de ketting van de halsband en geleidt me heel voorzichtig de trap op naar boven. Boven aan gekomen gaan we niet rechtdoor naar de bar, maar linksaf. We gaan naar buiten?! Verdomme, we gaan naar buiten! Ineens ben ik bang, vind het eng. Wat gaan we doen, wat gaat Zij met me doen? We gaan toch niet een endje wandelen door de buurt?
“Hoe voelt m’n slaafje zich?”
“Ik vind het eng,” antwoord ik heel zacht en benepen, met gebogen hoofd. Naast me schiet Manita in de lach, grinnikt met overduidelijk leedvermaak: “Zo timide heb ik je nog nooit gehoord.”
Ik voel de aanwezigheid van de werklui. Manita: “Rob haalt even de auto.”
De auto? Waar gaan we in godsnaam heen dan? “Hij zet ‘em voor de deur. Kom maar.”
Ik schuifel naast? achter? Haar aan de loopplank over. Achter me hoor ik gegrinnik, een niet voor mij te verstane opmerking. En owww, wat gebeurt er op straat? Wie passeren daar niet allemaal? En wie stoppen daar niet allemaal om het niet allerdaagse tafereel van een Meesteres in vol ornaat (wat heeft Zij aan?) en een slaaf, een speeltje aan een ketting, te aanschouwen? O, wat ben ik bang en wat voel ik me opgelaten.
Voorzichtig leidt Zij mij de auto in, op de achterbank, waarop ik op mijn rug terecht kom. “Blijf zo maar liggen.”
Een portier slaat dicht, we rijden weg!
“Haha, klinkt het van de voorbank. Dit was nu je verrassing. Vind je het leuk?”
Ik mompel wat vanachter m’n masker. Een korte, felle ruk aan de ketting waaraan de tepelklemmen zitten volgt.
“Wat zeg je? Ik versta je niet!”
Ik geef uiteindelijk een verstaanbaar antwoord, probeer me te concentreren waar rob heen rijdt, maar al snel ben ik de richting waarin we gaan kwijt. Heb het idee dat we het noorden in gaan, de Provinciale weg op richting Uitgeest.
Ik doezel weg, eerst met angstideeën van ‘Wat als we een ongeluk krijgen?’ of ‘Wat als we worden aangehouden door politie?’. En dan, ineens, berust ik, krijg ik over me ‘Ze doet maar met me wat Zij wil, ik geef me helemaal over aan, ja, aan ‘mijn’ Meesteres. En dat voelt ineens zo goed; op een of andere manier vervult het me ook met trots, ineens voel ik me echt en helemaal Haar slaaf en die dit ook, nu, voor Haar over heeft. Wauw!
Ik doezel verder weg, het maakt me niet meer uit waar we heen gaan.
Als de auto voor een stoplicht stopt om linksaf te gaan (hoe weet ik dat we linksaf gaan?) hoor ik van de voorstoel: “We zijn er nu bijna.”
De wagen stopt. Manita en rob stappen uit. Van veraf hoor ik praten. Stemmen ook van mannen. Het geluid van passerende auto’s. O mijn god, waar zijn we nu weer? Niet terug bij de Showboat in ieder geval, want heel even had ik het idee dat de rondrit met de wagen iets was om me te stangen en dat we daarna gewoon weer terug zouden keren bij de boot.
Dan komen er mensen op de auto af, hoor ik een stem: “O, je hebt hem leuk verpakt meegenomen?” Winnifred! Ik voel, weet, zie, heel kort en snel in het stukje zijzicht, dat Zij, Winnifred, mij uit de auto leidt. En ze leidt me ook heel voorzichtig een tuinpad over, Haar speelruimte in! Verdomd, we zijn bij Winnifred!
“Ga maar liggen,” hoor ik Manita tegen me zeggen. “En strek je maar lekker uit.”
Aan mijn linkervoet voel ik Winnifred. “Eens kijken of je dit kunt hebben.” Ik voel hoe het touw tussen mijn tenen door wordt gelegd. Het voelt prettig aan, snap de bedoeling niet. Totdat…, Ze mijn tenen bij elkaar knijpt. Een luide en diepe zucht ontsnapt aan mijn lippen. Dat doet verdomde pijn! Mijn andere voet krijgt eenzelfde behandeling. Ik hoor Manita grinniken: “Dit ken ik nog niet. Mag ik ook eens?” Jeetje! Ik zweef – nu al – weg op pijn. En we zijn verdomme pas binnen!
Ik merk dat Winnifred naast me komt staan, naast mijn hand, die met de rug omlaag op de grond ligt. Ze zet de punt van Haar hak in mijn handpalm. Drukt. Drukt door. Ohhh, alsof Ze door mijn hand heen gaat, heen wil! Pffff. Manita komt nu aan de andere kant staan. Vindt dit ‘spelletje’ leuk, zet Haar hak in mijn andere handpalm. Winnifred zoekt ondertussen met Haar hak andere plekjes op, op mijn arm, weer in de palm van mijn hand.
En dan ben ik het even kwijt wat er gebeurt. Ja, ik word aan de ketting overeind getrokken door Winnifred. Ja, tepelpijn. Zwepen. Totdat eindelijk het masker af gaat. Zij staat voor me. Grijpt me bij de tepels. Ik sluit mijn ogen. “Doe je ogen open!” Ik open ze weer, kijk in die van Haar. “Ik zie graag de reacties en de pijn in de ogen van mijn slaven!” Ik doorsta Haar klemmende greep, waar Ze van baalt. Manita neemt het van Haar over. Fel bijten Haar nagels in mijn tepels en ik zak iets door de knieën. Zucht. Kreun.
Ik moet mijn slip uitdoen, hetgeen me na enige moeite lukt. Werp de slip op de grond, wat me gelijk een opmerking van Winnifred oplevert of ik dat altijd zo doe. “Raap op! En leg je slip eens netjes weg!” Ik breng het ding naar de bank, leg het keurig opgevouwen op de leuning neer.
Van Manita krijg ik nu klemmen op mijn tepels. Door Winnifred worden mijn ballen afgebonden. Zware gewichten worden er aan gehangen. Zweepslagen raken me. Op mijn billen, tussen mijn benen. Owww. Kreun. Vloek niet hoorbaar. Steun: “Ohh, Meesteres!” Achter me hoor ik Winnifred: “Je weet toch hoe je het hoort te vragen!?” Slag, kreun, slag, krreun. “Oh Meesteres, genade voor die zweep tussen mijn benen.”
“Ha, zie je wel dat je het weet?!” De slagen tussen mijn benen stoppen. Op de rest van wat bloot is aan lichaam wordt doorgeslagen. Pffff. Ik zak dieper en dieper door mijn benen, buig voorover. Er wordt hard geslagen. Zo hard, dat de tranen me in de ogen springen; ik huil! Zullen Ze het merken? Ik blijf voorovergebogen staan, gun Ze die lol niet van mijn betraande gezicht. Als er uiteindelijk gestopt wordt, vraagt Manita belangstellend hoe het met mijn ballen is. Natuurlijk geef ik het verkeerde antwoord, waarop Winnifred weer reageert met: “Laat maar, als hij niet weet hoe hij het vragen moet, dan blijven ze nu nog maar even zitten.”
De deur van de ruimte wordt geopend. Winnifred staat bij de deur, gebaart dat ik moet komen. “En dan kan je nu nog even plezier hebben van die gewichten. Kom maar hier.”
Met de gewichten slingerend tussen mijn benen en rukkend aan mijn ballen loop ik naar Haar toe. Ik krijg een bezem in de handen gedrukt, mag het straatje bladvrij maken. Ondertussen spied ik met een zekere angst naar het bestrate deel voor de tuin, waarop de auto van Manita en rob staat. Is dit een doodlopend straatje van een woonerf? Kan er ieder moment niet iemand om de hoek vandaan komen? O, doodeng vind ik dit weer.
Terwijl ik veeg, zitten rob en Manita op de kap van de wagen. Winnifred gaat naar binnen met de opmerking dat ze nog iets leuks heeft. ‘Ik kan er nauwelijks op wachten’ bedenk ik wat wrang.
Manita komt voor me staan. “Hoe is het met je tepels?” Zacht vraag ik voor de klemmen om genade. Ze haalt ze er af. “Ooo, kijk eens hoe plat ze zijn?” Ik kijk naar beneden. Ze zijn inderdaad zo plat als pannenkoeken. “Nou, die zullen we dan maar even een pauze gunnen, hè?” Ik ben Haar daar dankbaar voor.
Even later komt Winnifred terug met touwen in de hand. Manita laat Haar de staat van mijn tepels zien. Natuurlijk moet Winnifred er even aan komen, ze even tussen Haar vingers laten rollen. Dan wijst ze naar een boom. “Ga daar tegenaan staan.”
“Tegen die boom Meesteres?” wijs ik.
“Ja! Zie ze soms dan nog andere bomen?!”
Wijselijk houd ik mijn mond. Moet met mijn buik tegen de stam aan gaan staan en wordt door de beide Dames vakkundig vastgezet. Manita blijft bij me staan. Zegt: “Ik heb je haat/liefde meegenomen.” Ik weet meteen waar ze op doelt: de bullwhip. Pfff. Gelijk bijten de eerste slagen zich op in mijn lijf. Billen, bovenbenen, onderbenen, schouders. Owwww. Maar deze keer geef ik geen kick. Ondanks de fel bijtende pijn; ja, ik ‘houd’ van de bullwhip. En ja, net zoveel als de haat ervoor diep is.
Ik vraag Manita zachtjes en beleefd of ik iets mag drinken. Rob wordt gevraagd iets voor me te halen.
Winnifred wil me net laten voelen dat de brandnetels nog lang niet zijn uitgewerkt, als rob naast de boom staat met een glas water. Hij vraagt netjes: “Mag ik?” en na toestemming van Winnifred houdt hij het glas tegen mijn lippen en dankbaar neem ik 2 slokjes; daarna bewerkt Zij m’n schouderbladen, armen, billen en bovenbenen met de brandnetels. Ze doen het nog.
En dan, eindelijk, vraag ik om genade voor de gewichten. Winnifred gromt goedkeurend. Ondertussen baal ik. Hoe vaak heb ik nu al niet om genade moeten vragen? Te vaak naar mijn zin in ieder geval.
Daarna gebeurt er een tijdje niets. Zitten ze met z’n drietjes nu op de motorkap? Hoor ik geknabbel? Eten ze iets? Drinken doen ze in ieder geval. En ik, ik sta tegen de boom. Kijk tussen het bruin van het herfstblad door naar de achter de tuin liggende straat met het doorgaande verkeer. En weer is er die berusting van ‘ik vind het prima zo, ik heb dit gewoon over voor mijn beide Meesteressen.’ En weer is er dat gevoel van trots, niet voor mezelf, maar dat ik dat voor Hen over heb. Ik doe het voor de Dames, niet voor mezelf. En ik ben gelukkig.
Na nog een rondje zwepen moet rob me losmaken en gaan we weer naar binnen. Voor wat anders, aldus Manita.
“Ik verheug me er op,” antwoord ik.
Ze reageert gelijk. “Dat klinkt heel sarcastisch!”
Het was ook inderdaad zo bedoeld, maar ik weet ook meteen dat ik te ver ben gegaan, weer te uitdagend, maar kan de ‘schade’ niet meer herstellen. Gelijk heb ik de bijtende nagels weer in mijn tepels. Owww.
Dan moet ik uit de badkamer een handdoek halen, die ik op een met rubber beklede tafelbank neer moet leggen. De Dames smoezen zachtjes met elkaar wat ze met me gaan doen. Even later krijg ik het bevel om met m’n rug op de handdoek te gaan liggen. Krijg enkelboeien om. Dan moet ik mijn knieën optrekken; Ze willen me vastzetten aan een takel! Op dat moment steun ik, een kramscheut schiet door mijn bovenbeen. Er wordt gevraagd waarom ik kreun. Ik geef antwoord. Moet dan de kramp weg wrijven “Want,” aldus Winnifred, “als je hangt, laat ik je hangen en ben ik niet van plan je neer te laten voor kramp!”
Als de kramp is verdwenen, word ik inderdaad opgetakeld; de tafel word onder me vandaan gereden en ik hang! Onderste boven! Oww, wat een ervaring!
Onder me spreiden de Dames nu een rubber (?) laken uit. Het doel ontgaat me, totdat ik het eerste kaarsvet over mijn lichaam voel gaan. En hoe Ze het flikken weet ik niet, maar zelfs mijn tepels worden er mee bedekt. En dan, dan moet het kaarsvet er – natuurlijk – afgeslagen worden! En oww, wat wordt er weer een vervelende zweep tussen mijn benen gebruikt. En weer moet ik om genade vragen. Daarna, als er op andere zwepen en andere plekken wordt overgegaan, bijt ik in mijn bovenarm; het zal me niet nog een keer gebeuren dat ik om genade vraag! Manita: “En, vind je deze lekker?” De zweep, eentje van paardenhaar zo vertelt Zij aan Winnifred, is zacht, aangenaam. “Straks gaat hij hem pas voelen.” Ik hoor het, registreer het. Concentreer me op de slagen, op de pijn. Eindelijk stoppen de slagen. Er wordt koud water over me heen gegoten! Owww. En dan, dan ijsblokjes, die zachtjes over mijn gloeiende lichaam gaan. Winnifred, gehurkt naast me. “Ohh Meesteres, dit is lekker,” zeg ik zachtjes. En het is ook lekker, de kou over mijn gloeiende lichaam.
Dan wordt het laken weggehaald. Komt de stofzuiger er aan te pas, om het kaarsvet van de grond en van mij te zuigen. Rob kan het niet laten een foto te maken van een werkende Meesteres. Ondertussen vraagt Manita of ik niet naar beneden moet. “Hij vraagt er zelf maar om,” bromt Winnifred en ze zuigt rustig door. Ik hoor Haar nog een keer zeggen: “Hij heeft het nu bijna gehad.” En dan, dan word ik neergelaten. Is het over. Dankbaar lig ik op de tafel. Uit dat nog niet, ben nog even in mijn roes…
We zitten na, rob, Winnifred, Manita bij elkaar op de bank, ik, naakt, aan de voeten van de Dames. We krijgen te drinken. Winnifred vraagt of ik wil roken. Ja, natuurlijk wil ik dat. Dolgraag zelfs. Een kort, bijtend “Nee” van Manita volgt. Winnifred: “Hm, misschien als je het heel lief vraagt?” Ik probeer het bij mijn Meesteres, maar het “Nee” blijft gehandhaafd. De plaatjes worden door Hen bekeken. Er wordt de opmerking gemaakt dat er ook nog een paar plaatjes moeten komen van het kussen van de laarzen. Hetgeen betekent dat Winnifred weer Haar laarzen mag/moet aantrekken.
Ik moet de voeten van de laarzen nederig in mijn handen nemen, de laarzen kussen. Natuurlijk moet ik weer een opmerking maken, natuurlijk straalt de brutaliteit me al weer uit de ogen. Winnifred plaatst er een opmerking over naar Manita, wat verstoord, wat verwonderd ook. Want haha, ik heb ‘em aardig voor de kiezen gekregen zonet.
Dan laat Winnifred me douchen. De straal is niet echt lekker op mijn gloeiende huid; de paardenzweep begint z’n werk te doen! Het is alsof mijn schouders en benen in de brandnetels liggen!
En dan is het echt voorbij. Hoef gelukkig niet naakt mee terug, Manita – de lieverd – heeft mijn tas, en dus mijn kleding mee genomen. Afscheid van Winnifred.
Om vijf uur zijn we terug bij de Showboat en volgt het afscheid van rob en Manita.
En ik…, ik zweef, eerst naar de tabakswinkel voor sigaretten, daarna op pad naar AH voor de boodschappen. Ik zweef de winkel in, ik zweef nog steeds als ik thuis ben. Owww, wat was dit een geweldige middag, een geweldige ervaring, een hele grote – en totaal niet verwachte, doodenge, spannende – verrassing!
Ik dank jullie daarvoor, Manita, Winnifred. En rob, voor de niet storende aanwezigheid; ik ben heel benieuwd naar het resultaat.